Boekreview Karl Ove Knausgaards ‘Vader’ uit de ‘Mijn Strijd’-reeks
Er zijn zo van die mensen waar ik een instant band mee voel. Mijn voormalig schrijfdocent is er zo één van. De eerste keer dat ik zijn golvend grijze kruin zag, stuntelde hij met de toiletdeur die tegen alle intuïtie in de verkeerde kant uitdraaide. Ik was meteen verkocht. Na die zomerdriedaagse creatief schrijven nodigde hij mij en mijn medecursisten uit in zijn oude patriciërswoning die hij volop aan het verbouwen was, waardoor de boeken in enorme stapels verspreid lagen over het pand. Daartussen stonden varens en alocasia’s als kunstwerken tentoongespreid op marmeren sokkels.
Aan het einde van een avond vol poëzie, bordeaux en lokale dorpsgeschiedenis gaf hij mij een boek te leen.
Niet zomaar een boek, neen, een boek dat ‘Min Kamp‘ heet. Hij had er al over verteld tijdens zijn lessen, met de vraag of dat zomaar kan, een boek uitgeven met zo’n beladen titel. Mijn eerste reactie was ‘ja natuurlijk’, maar eigenlijk wist ik het niet zo goed. Ik weet het nog steeds niet zo goed. Alleszins, het eerste deel van Karl Ove’s Knausgaard’s zesdelige autobiografische reeks belandt die avond op mijn nachtkastje.
Maar daar zou het niet lang blijven liggen. Ik sleur de klepper van 445 bladzijden overal mee naartoe: naar de zetel, in de tuin, naar het bos, op de trein, met mijn trouwe compagnon,… Ik kan niet stoppen met lezen. Het lijkt alsof Knausgaard me rechtstreeks aanspreekt. Zijn autobiografie is eigenlijk een levensverhaal van jan en alleman, maar hij beschrijft het zo eerlijk en zonder franjes dat het me helemaal meesleept.
Zo beschrijft Knausgaard ergens halfweg zo zinnelijk hoe de gezouten boter op zijn toastbrood smelt, dat ik de weken erna niets anders eet.
Of gaat het zo’n 140 bladzijden lang enkel en alleen over hoe hij en zijn broer het huis poetsen van zijn overleden vader en welke herinneringen dat allemaal met zich meebrengt. Knausgaard is zo’n meester in sfeerschepping dat ik pas na 100 pagina’s door krijg dat hij nog steeds de badkamer aan het boenen is.
Maar boven alles inspireert Knausgaard – en met hem ook mijn schrijfdocent – me om mijn eigen verhaal te vertellen. Want, zo lees ik op de kaft: “Het rauwe leven, mits goed verteld, kan al verhaal genoeg zijn.” Niet dat ik de pretentie heb om meteen een bestseller te schrijven, maar Knausgaards schrijfstijl is voor mij de enige manier waarop ik kan schrijven: autobiografisch. Want dat zijn de enige teksten die ik geloof. Al de rest lijkt gekunsteld. Of zoals Kristien Hemmerechts het zei: “een schrijver parasiteert op zijn omgeving.”
2 reacties