Dankzij de ‘ontdekking’ van mijn introverte aard voel ik me niet meer raar, vreemd of alleen. Ik weet: dit is hoe ik ben. En ik weet ook: ik ben niet de enige. Een derde tot de helft van de wereldbevolking is introvert. Dat is één op twee of drie mensen die ik ken. In mijn omgeving zijn er dus altijd introverten geweest. En toch voelde ik me eenzaam. Hoe komt dat? Waarom herkende ik het niet? En waarom heb ik dat gevoel nu niet meer?
Reden 1: ik voelde me een buitenbeentje
Als tiener had ik niet veel vrienden. Ik ging wel uit, maar verloor me liefst in de muziek zonder al te veel praatjes te moeten slaan. Ik studeerde graag en veel. Ik verslond boeken en op mijn vijftiende keek ik nog steeds Disney-films. Niet meteen het beeld van de populaire tiener. Meer zelfs: ik voelde me niet normaal. Waarom had ik geen grote vriendengroep? Waarom zag ik er vaak tegenop om naar een feestje te gaan? Waarom wou ik na een paar uren op café al naar huis, terwijl iedereen tot in de vroege uurtjes bleef?
Reden 2: als introvert legde ik moeilijk contact met andere introverten
Introverten zijn meestal stiller en houden er minder van om in de schijnwerpers te staan. We lopen niet te koop met onze gevoelens of gedachten. Die verwerken we alleen, in ons eigen veilige hoofd. Omdat we vaak in ons hoofd vertoeven, zien we niet dat er rondom ons mensen zijn die net hetzelfde doen. Als ik nu terugkijk, weet ik zeker dat er tieners in mijn omgeving waren die zich evenzeer zo’n buitenbeentje voelden. Alleen zag ik het toen niet. Omdat ik te hard bezig was aan het extraverte ideaal te proberen voldoen.
Reden 3: ‘stil zijn’ wordt niet gezien als iets positief
Observeren en reflecteren worden in onze maatschappij niet als een kracht gezien. Wie het luidst roept gaat met alle aandacht lopen. Er is in onze westerse maatschappij een ‘extravert ideaal’. Dat uit zich meestal in kleine dingen. Wanneer ik op een feestje ben, vragen mensen me waarom ik zo stil ben. Erger nog: ze vragen of er iets scheelt. In een vergadering heb ik de neiging iets te moeten toevoegen, want een hele meeting zwijgen ‘is niet constructief’.
Voor mij betekende de ‘ontdekking’ van mijn introverte aard een ware openbaring. Eindelijk had ik het gevoel normaal te zijn. Voelde ik me niet meer alleen. Eindelijk waren mijn knikkende knieën, rode wangen, stamelend stille woorden en zoemende hoofd wanneer ik iemand te woord moest staan die ik niet kende, vrienden probeerde te maken of een voordracht moest geven op school niet raar meer. Eindelijk was het oké om te mogen genieten van vrijdagavonden onder een deken op de bank. Met enkel een boek, een kop thee en de kat op schoot. Eindelijk was ik niet meer het vreemde eendje dat haar vrienden maar op één hand kan tellen.
Van FOMO naar JOMO
Ik heb er dus vrede mee dat ik stil en rustig ben. Ik probeer niet meer te voldoen aan dat extraverte ideaalbeeld waar ik nooit in zal passen. Ik heb geen last meer van ‘fear of missing out’, maar heb ‘joy of missing out’ met beide armen omhelst. En dat geeft me gemoedsrust. Dus alleen? Ja, graag. Maar eenzaam? Neen, dat niet meer.
Zó herkenbaar! Ik hoefde ook niet naar feestjes, maar uitleggen waarom ik liever thuis een boek zat te lezen? Nee, dat kon ik niet. Wat overigens weer de vraag oproept waarom je dat uit zou moeten leggen. Mensen die naar feestjes gaan, hoeven ook niet uit te leggen waarom ze dat doen;).
LikeGeliked door 1 persoon